De generatie van 1927, niet alleen poëzie


De zogenoemde Generación del 27 (Generatie van 1927 of Generatie ‘27) wordt vaak gezien als een literaire groep of beweging. De beroemste leden waren dan misschien wel dichters als Federico García Lorca en Vicente Aleixandre, maar in het jaar 1927 speelde er veel meer dan alleen een revolutie in de poëzie. Andere kunstvormen als de schilder- en beeldhouwkunst en de architectuur namen in die jaren ook een belangrijke vlucht.

De naam, Generación del 27, komt eigenlijk van het feit dat in het jaar 1927 in het Ateneum van Sevilla een hommenage werd gegeven ter ere van de dichter Luis de Góngora. Kunstenaars met een nieuwe kijk, die in die jaren het culturele panorama van Spanje bestormden, waren daar in grote getalen aanwezig. Namen, waarvan velen nu in de geschiedenisboeken staan als de Generación del 27.

Over het algemeen worden door de critici en de cultuurgeschiedkundigen de volgende personen gezien als leden van deze beweging: Jorge Guillén, Pedro Salinas, Rafael Alberti, Federico García Lorca, Dámaso Alonso, Gerardo Diego, Luis Cernuda, Vicente Aleixandre, Manuel Altolaguirre en Emilio Prados. Maar daarnaast waren er enkele andere schrijvers, die zich aan de rand ervan bevonden, zoals Max Aub, Fernando Villalón, José Moreno Villa en León Felipe aan de ene kant, en Miguel Hernández aan de andere kant. Weer anderen, zoals Concha Méndez-Cuesta, Juan Larrea, Mauricio Bacarisse, Juan José Domenchina, José María Hinojosa, José Bergamín en Juan Gil-Albert zijn in de vergetelheid geraakt.

Dat de Generatie ’27 behalve de literatuur ook andere kunstgebieden bestrijkt, bewijst dat een cineast als Luis Buñuel, schilders en beeldhouwers als Salvador Dalí, Maruja Mallo, Benjamín Palencia, Gregorio Prieto, Manuel Ángeles Ortiz, Ramón Gaya y Gabriel García Maroto, en componisten in de vorm van Rodolfo Halffter en Jesús Bal y Gay continu in contact stonden met bovengenoemde schrijvers en hun kunsten combineerden. Ook een groep van architecten, onder de naam Generación del 25, vormden een niet te onderschatten deel van de Generación del 27: Agustín Aguirre, Teodoro de Anasagasti, Carlos Arniches Moltó, José de Aspiroz, Rafael Bergamín (hermano de José), Luis Blanco Soler, José Borobio, Martín Domínguez, Fernando García Mercadal, Luis Gutiérrez Soto, Casto Fernández Shaw, Manuel Muñoz Casayús, Luis Lacasa, Miguel de los Santos, Manuel Sánchez Arcas en Ramón Durán Reynals.

Er wordt vaak als kritiek beweerd dat de Generatie ’27 uitsluitend een madrileense aangelegenheid was. De belangrijkste leden van de beweging concentreerden zich echter juist lange tijd in Sevilla, rond het tijdschrift Melodía, de Kanarische eilanden (Gaceta del Arte) en Málaga(Litoral), naast andere Spaanse streken als Galicia, Catalunya en Vallodolid. In Catalunya bestond ook nog de zg. Grupo de Artistas Catalanes Independientes, die rond 1931 van zich liet spreken, met leden als Roberto Gerhard, Baltasar Samper, Manuel Blancafort, Ricardo Lamote de Grignon, Eduardo Toldrá en Federico Mompou.

Niet alles wat de Generatie ’27 publiceerde, werd overigens in het Spaans geschreven. Bekendheden als Salvador Dalí of Óscar Domínguez schreven vooral in het Frans, en Felipe Alfau in het Engels. Er waren ook buitenlandse auteurs, die met hun stijl zeer dicht hebben gestaan bij bovengenoemde culturele beweging (Pablo Neruda, Vicente Huidobro, Jorge Luis Borges en de dadaist Francis Picabia).

Op dit moment is er niemand van de Generación del 27 meer in leven. De laatste was Francisco Ayala, die overleed op 3 november 2009.