Almodóvar, van de 'Movida madrileña' tot Oscarwinnaar


Pedro Almodóvar Caballero (Calzada de Calatrava, 1951) komt voort uit de de zg. >>Movida madrileña. In de jaren 1983-84 schreef hij vanuit die invalshoek columns, die werden uitgegeven in het tijdschrift La Luna, onder de naam Patty Diphusa. Deze zijn inmiddels uitgebreid en verzameld in een uitgave onder de titel Patty Diphusa y otros textos. In 2008 werd hiervan een vertaling in het Nederlands uitgegeven, 'Patty Diphusa en andere ontboezemingen'. De stijl is met gemak punk te noemen en zit vol met anglicismes. Het hoofdpersonage is een wereldberoemde pornoster die als in een ware spraakwaterval haar rubriek in een tijdschrift vult. Openlijk vertelt ze over alle mannen, die ze weet te verleiden. Die variëren van een taxichauffeur, die op Jack Nicholson lijkt, tot een rijkeluiszoon, die ze maar meteen tot haar secretaris benoemt.

Pedro Almodóvar genoot in de eerste jaren van Patty Diphusa al enige bekendheid als filmregisseur en scenarioschrijver. Daarvoor had hij een lange weg moeten gaan. Met de bedoeling om aan de filmacademie te gaan studeren, vertrok Pedro namelijk in 1967 meteen na zijn middelbare schooltijd naar Madrid. Die had hij doorgebracht aan een strenge franciscaans-katholieke school in Cáceres. Het enige wat hij daaraan, naar eigen zeggen, overhield was een afkeer voor religie. Films zeiden hem meer en daarom besloot hij zelf films te gaan maken.

Maar de filmacademie was juist op last van het regime van generaal Franco gesloten. Er zat dus niet veel anders op om dan maar diverse baantjes aan te nemen en zo te kunnen overleven. Eerst was hij enige tijd medewerker op een rommelmarkt, maar uiteindelijk lukte het hem om bij Telefónica, de nationale telefoonmaatschappij, werk te vinden. Daar zou hij gedurende twaalf jaar administratief werk doen.

Intussen kocht Almodóvar al spoedig van zijn opgespaarde salaris een Super-8 camera. En in de avonden en de weekenden sloot hij zich aan bij de theatergroep, Los Goliardos, waar hij o.a. de Carmen Maura leerde kennen, en speelde hij in Almodóvar y McNamara, een glamour-punkbandje. In die tijd schreef hij de novelle Fuego en las entrañas, en enkele porno fotonovelles, onder de titel Toda tuya. Dat combineerde hij met het schrijven van scenario's en het maken van zijn eerste opnames met zijn nieuwe camera.

Het zou echter tot 1980 duren voordat zijn eerste speelfilm zou uitkomen, Pepi, Luci, Bom y otras chicas del moton. In deze film komt al direct Almodóvar's persoonlijke stijl naar voren: opvallende personages, kleuren, absurde situaties en humor. Thema's als prostitutie, homoseksualiteit, drugsgebruik, travestie, transseksualiteit en misstanden in de katholieke kerk komen in zijn films steeds weer aan de orde. In zijn films komen ook vaak vrouwen voor. In zijn jeugd domineerden de vrouwen binnen zijn familie, en dat komt in zijn werk ook tot uitdrukking.

Na Pepi, Luci, Bom y otras chicas del moton volgden Laberinto de pasiones, Entre tinieblas en Matador. Maar de in 1988 uitgebrachte Mujeres al borde de un ataque de nervios bracht Almodóvar onder de aandacht van een breder publiek. Niet alleen in Spanje, maar in heel Europa en Amerika. En de groep Almodovar-liefhebbers zou met de jaren alleen maar groeien. Ook in Hollywood, waar hij intussen al twee Oscars heeft toegewezen gekregen. Één voor de beste buitenlandse film met Todo sobre mi madre (1999) en één voor het beste originele scenario met Hable con ella (2002).

In 2011 kwam de film 'La piel que habito' uit met Antonio Banderas en Elena Anaya in de hoofdrollen.

Boven: foto uit een scene van Los abrazos rotos (2009)

>>Ga naar blog Almodóvar.