Spaanse Nobelprijswinnaars: Vicente Aleixandre,


Vicente Aleixandre (Sevilla, 1898-Madrid, 1984) kwam oorspronkelijk, net als Federico García Lorca, uit Andalusië, het zuiden van Spanje. Hij werd geboren in Sevilla en bracht tot 1909 in Málaga zijn schooltijd door. Later verhuisde zijn familie naar Madrid. Daar studeerde hij aan de universiteit Rechten en Handelskennis.

In de jaren twintig werd hij lector handelskennis. Ook werkte hij enige tijd als medewerker publicaties voor de Andalusische Spoorwegen. Oorspronkelijk wilde hij dan ook koopman worden, maar in 1922 kreeg hij tuberculose. Daardoor werd hij gedwongen om lange periodes rust te houden. Uiteindelijk tastte de ziekte zijn nieren aan en in 1932 moest er één van worden verwijderd.

Tijdens zijn rustperiodes begon hij romantische poëzie te schrijven. In 1917 had hij al Dámaso Alonso kennen, in het dorpje in Ávila, Las Navas del Marqués, waar ze beiden de zomer doorbrachten. Ze waren goed bevriend geraakt. Alonso had hem aangeraden om de romantische poezie van Gustavo Adolfo Becquer en het modernere werk van Rubén Darío te lezen. Hij was ook geïnspireerd geraakt door de Franse symbolisten en James Joyce. In 1922 leerde hij Rafael Alberti kennen en in 1926 publiceerde hij zijn eerste gedichten in Revista del Occidente, opgericht door >>Ortega y Gasset. Samen met o.a. Dámaso Alonso, Luis Cernuda en >>Federico García Lorca richtte hij een jaar later de zg. >>Generación del 27 (Generatie '27) op. Voor zijn derde bundel gedichten, La destrucción o el amor, ontving Aleixandre in 1933 de Premio Nacional de Literatura.

Ondanks zijn linkse opvattingen, bleef hij tijdens de Burgeroorlog in Spanje. Zijn gezondheid was te zwak voor vluchten en verbanningen. Aan het eind van de Burgeroorlog werd zijn huis verwoest en pas jaren later mocht hij zelf weer publiceren en voordrachten houden. In 1949 werd Aleixandre benoemd tot hoogleraar Taalkunde en nog geen jaar later trad hij toe tot de zg. Real Academia de España. Van 1936 tot 1944 had hij een publicatoeverbod, waar hij zich in het geheim aan onttrok. Zijn laatste werk dateert uit 1974.

Vanaf 1950 verschenen enkele bundels 'poëtisch proza' van zijn hand en Aleixandre werd het voorbeeld voor de naoorlogse dichters-generatie. In de loop der tijd schreef hij ook enig prozawerk, zoals een bundel schrijversportretten. In 1949 ontving hij de Premio Francisco Franco en in 1963 en 1969 de Premio de la Crítica voor zijn werk. In 1977 werd werd aan hem de Nobelprijs voor de Literatuur uitgereikt. Daarmee was hij de vierde Spanjaard, die deze belangrijke prijs ontving.

Tijdens zijn laatste levensjaren werd hij opnieuw geplaagd door gezondheidsproblemen, waarna hij in 1984 in Madrid aan tuberculosis overleed. Posthuum werden nog enkele werken van hem uitgegeven. In Nederlandse vertaling van zijn werk is slechts in 1978 verschenen, een bloemlezing uitgebracht door J. Lechner.

Dime por qué sobre tu pelo suelto,
sobre tu dulce hierba acariciada,
cae, resbala, acaricia, se va
un sol ardiente o reposado que te toca
como un viento que lleva sólo un pájaro o mano.

Dime por qué tu corazón como una selva diminuta
espera bajo tierra los imposibles pájaros,
esa canción total que por encima de los ojos
hacen los sueños cuando pasan sin ruido.


(Zeg me waarom over je losse haar,
over je zoete gestreelde gras,
de brandende of kalme zon valt, glijdt, aait, gaat
terwijl hij je als een wind raakt
met slechts één vogel in de hand.

Zeg me waarom jouw hart als een klein woud
onder de aarde op onmogelijke vogels wacht,
op dat totale lied dat over je ogen dromen maakt
wanneer ze zonder geluid voorbijgaan.)

(Fragment uit: Canción a una muchacha muerta; vertaling: T. Witmaar)

>>Ga verder naar de Asociación de Amigos de Vicente Aleixandre.